FINANCIËLE ZELFREDZAAMHEID HAVO 2e druk
les | Maken door leerling | les | les | les | |||
1 | Opdr 1.1 t/m 1.7 | 8 | Case 2.1, 2.2 | 15 | Case 4.1, 4.2 | 22 | 6.5 t/m 6.9 |
2 | D-toets 1, case 1.1 | 9 | 3.1 t/m 3.6 | 16 | 5.1 t/m 5.6.3 | 23 | D-toets 6, case 6.1 |
3 | Case 1.1 | 10 | 3.7 t/m 3.11 | 17 | 5.6.4 t/m 5.14 | 24 | 7.1 t/m 7.8 |
4 | Case 1.2, 1.3 | 11 | D-toets 3, case 3.1, 3.2 | 18 | 5.15 t/m 5.21 | 25 | 7.9 t/m 7.13 |
5 | 2.1 t/m 2.5 | 12 | 4.1 t/m 4.8 | 19 | 5.22 t/m D-toets 5 (1 t/m 11) | 26 | 7.14, 7.15 |
6 | 2.6 t/m 2.9 | 13 | 4.9 t/m 4.13 | 20 | D-toets 5 (12 t/m 16) | 27 | D-toets 7 |
7 | D-toets 2 | 14 | D-toets 4, case 4.1 | 21 | Case 5.1, 5.2 opdr 6.1 t/m 6.4 | 28 | Case 7.1 t/m 7.3 |
Studielast Financiële Zelfredzaamheid havo
Doorwerken van de lesbrief | 28 × 50/60 | 23 uur en 20 minuten |
Studeren¹ | 10 uur | |
Proefwerk maken | 2 uur en 30 minuten | |
Bespreken proefwerken | 1 uur en 40 minuten | |
Extra vaardigheidsopdrachten | p.m. | |
Totaal | 38 uur |
¹) Het betreft hier de tijd die nodig is voor het eventueel maken van een samenvatting, het bestuderen van de stof voor proefwerken, school- en centraal examen.
FINANCIËLE ZELFREDZAAMHEID HAVO 1e druk
les | Maken door leerling | les | les | les | |||
1 | Opdr 1.1 t/m 1.8 | 9 | 3.1 t/m 3.6 | 17 | Case 4.3 | 25 | 6.8 t/m D-toets 6 (1 tm 7) |
2 | D-toets 1, case 1.1 | 10 | 3.7 t/m 3.11 | 18 | 5.1 t/m 5.6.3 | 26 | D-toets 6 (8) case 6.1 |
3 | Case 1.1 | 11 | 3.12 t/m 3.16 D-toets 3 | 19 | 5.6.4 t/m 5.14 | 27 | 7.1 t/m 7.7 |
4 | Case 1.2, 1.3 | 12 | D-toets 3, case 3.1 | 20 | 5.15 t/m 5.21 | 28 | 7.8 t/m 7.12 |
5 | 2.1 t/m 2.5 | 13 | 4.1 t/m 4.8 | 21 | 5.22 t/m D-toets 5 (1 tm 11) | 29 | 7.13 t/m 7.15 |
6 | 2.6 t/m 2.9 | 14 | 4.9 t/m 4.14 | 22 | D-toets 5 (12 t/m 16) | 30 | D-toets 7 |
7 | D-toets 2 | 15 | D-toets 4, case 4.1 | 23 | Case 5.1, 5.2 | 31 | Case 7.1 t/m 7.3 |
8 | Case 2.1, 2.2 | 16 | Case 4.1, 4.2 | 24 | 6.1 t/m 6.7 |
Studielast Financiële Zelfredzaamheid havo
Doorwerken van de lesbrief | 31 × 50/60 | 25 uur en 50 minuten |
Studeren¹ | 10 uur | |
Proefwerk maken | 2 uur en 30 minuten | |
Bespreken proefwerken | 1 uur en 40 minuten | |
Extra vaardigheidsopdrachten | p.m. | |
Totaal | 40 uur |
¹) Het betreft hier de tijd die nodig is voor het eventueel maken van een samenvatting, het bestuderen van de stof voor proefwerken, school- en centraal examen.
Eindtermen Financiële Zelfredzaamheid
Het CE Havo 2020 is gebaseerd op de Syllabus CE 2020 Versie 4, juni 2018
Let op: het CE 2021 is gebaseerd op de syllabus CE 2021 Versie 2, juni 2019
De verschillen tussen de syllabus 2020 en 2021 zijn in de handleiding grijs gearceerd en op de website rood gearceerd. In de syllabus 2021 zijn enkele onderdelen dus geschrapt in vergelijking met de syllabus 2020, maar er zijn ook nieuwe onderdelen toegevoegd. Onderdelen die zijn doorgestreept hoeven leerlingen op het CE 2021 niet meer te kennen. De nieuwe toegevoegde onderdelen moeten ze in 2021 wel kennen.
In de 2e druk van de lesbrieven zijn de nieuwe en de geschrapte onderdelen voor het CE 2021 verwerkt.
Domein B: Van persoon naar rechtspersoon
De kandidaat kan (maatschappelijke) vraagstukken met persoonlijke financiële consequenties herkennen en financieel onderbouwde keuzes maken. Hij kan kenmerken van verschillende rechtsvormen beschrijven en, in het bijzonder, het proces voor en rond de oprichting van een eenmanszaak beschrijven en de rol van de ondernemer beoordelen.
Subdomein B1: Persoonlijke financiële zelfredzaamheid
11. De kandidaat kan vraagstukken met persoonlijke financiële consequenties herkennen en (financieel) onderbouwde keuzes maken.
Voor het centraal examen betekent dit dat de kandidaat de financiële consequenties van persoonlijke vraagstukken kan noemen, uitleggen en berekenen (korte en lange termijn).
in dat verband kan de kandidaat
11.1 bij de keuze voor een opleiding (niet-)financiële overwegingen als
- een opleiding is een investeringsvraagstuk;
- het belang van een opleiding voor het individu en voor de samenleving uitleggen.
11.2 financiële keuzes met betrekking tot verzekeren, lenen, sparen en beleggen uitleggen en berekenen.
11.2.1 de voor- en nadelen van zich wel of niet verzekeren uitleggen.
11.2.2 het onderscheid tussen een levensverzekering en een schadeverzekering noemen.
11.2.3 de verschillen tussen consumptief krediet en hypothecair krediet noemen.
11.2.4 de financiële gevolgen van krediet voor de kredietnemer kredietontvanger, noemen.
11.2.5 de periodieke interestbedragen, de periodieke aflossingsbedragen en de schuldrest bij de vormen van consumptief krediet en hypothecair krediet berekenen.
11.2.6 het verschil tussen enkelvoudige en samengestelde interest uitleggen.
11.2.7 de interest op basis van enkelvoudige interest berekenen.
11.2.8 de contante waarde en de eindwaarde van een kapitaal berekenen op basis van samengestelde interest.
11.2.9 de voor- en nadelen van het verschil tussen vrijwillig sparen en verplicht sparen uitleggen.
11.2.10 de verplichte spaarvorm van het bedrijfspensioen noemen.
11.2.11 de verschillende vrijwillige spaarvormen als vrij opneembaar en niet vrij opneembaar noemen.
11.2.12 de vermogenstitels waarin belegd kan worden zoals aandelen en obligaties en beleggingsfondsen noemen.
11.2.13 de verschillen in risico en rendement tussen de vermogenstitels uitleggen
Belangrijkste begrippen:
verzekeren
- levensverzekering
- schadeverzekeringen
lenen
- consumptief krediet
- hypothecair krediet
- rente- en aflossingsverplichtingen
- financiële gevolgen
sparen
- enkelvoudige en samengestelde
- interest
- contante waarde
- eindwaarde
- direct opneembare en niet-direct opneembare spaartegoeden
- bedrijfspensioen als een vorm van verplicht sparen
beleggen
- aandelen
- obligaties
- beleggingsfondsen
- effectenbeurs
11.3 de keuze voor het huren of kopen van een woonhuis financieel uitleggen en berekenen.
11.3.1 de voor- en nadelen van huren vergeleken met kopen noemen..
11.3.2 de functie van de verschillende partijen op de hypotheekmarkt noemen
11.3.3 de vormen van hypothecair krediet: lineaire hypotheek en annuïteitenhypotheek noemen
11.3.4 de voor- en nadelen van de genoemde hypotheekvormen noemen en berekenen met betrekking tot de rente- en aflossingsverplichting voor de hypotheekgever.
11.3.5 de financiële gevolgen, inclusief de fiscale, van de genoemde hypotheekvormen voor de hypotheekgever uitleggen en berekenen.
Belangrijkste begrippen:
Huren
kopen
partijen op hypotheekmarkt
- bank
- hypotheekadviseur
- makelaar
- notaris
hypothecair krediet
- lineaire hypotheek
- annuïteitenhypotheek
11.4 de financiële en wettelijke consequenties van samenwonen, trouwen, scheiden, schenken en erven noemen en berekenen.
11.4.1 de verschillende registratievormen voor samenwonen noemen.
11.4.2 de verschillen tussen “huwelijkse voorwaarden” en “ in beperkte gemeenschap van goederen” noemen.
11.4.3 de financiële wettelijke consequenties van scheiden op het gebied van scheidingsprocedure, partnerpensioenrechten, kinderalimentatie en partneralimentatie noemen en berekenen, gegeven de inhoud van de wet.
11.4.4 de wettelijke en fiscale consequenties inzake schenking als gevolg van de schenkovereenkomst noemen en berekenen.
11.4.5 de wettelijke en fiscale consequenties van erven inzake erven op het gebied van erfgerechtigden, aanvaarden of verwerpen van de erfenis en de successierechten noemen en berekenen.
Belangrijkste begrippen:
samenwonen zonder samenlevingscontract
samenwonen met samenlevingscontract
trouwen
geregistreerd partnerschap
- in beperkte gemeenschap van goederen
- op huwelijkse voorwaarden/ partnerschapsvoorwaarden
scheiden
- scheidingsprocedure
- partnerpensioenrechten
- alimentatie
/ onderhoudsverplichting
schenken
- overeenkomst om niet
- onder bewind
- uitsluitingsclausule
- schenkbelasting
- belastingvrijstelling
- vrijstellingen bij schenkingen aan ANBI
erven
- testament
- erfgenamen
- onterven
- legitieme portie
- verwerpen
- aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving / beneficiair aanvaarden
- zuiver aanvaarden
- successierechten erfbelastingen en vrijstellingen
Subdomein B1 11.2 gekoppeld aan D2 18.1 en 18.2