PERSONEELSBELEID EN INTERNE ORGANISATIE VWO 2e druk
les | Maken door leerling | les | les | les | |||
1 | opdr. 1.1 t/m 2.5 | 9 | 4.7 t/m D-toets 4 | 17 | 6.6 t/m D-toets 6 | 25 | Case 7.2 t/m 8.1 |
2 | 2.6 t/m 2.10 | 10 | Case 4.1 t/m 5.4 | 18 | Case 6.1 | 26 | 8.2 t/m 8.7 |
3 | 2.11 t/m D-toets 2 | 11 | 5.5 t/m 5.9 | 19 | 7.1 t/m 7.5 | 27 | 8.8 t/m 8.12 |
4 | Case 2.1 | 12 | 5.10 t/m 5.13 | 20 | 7.6 t/m 7.9 | 28 | D-toets 8 |
5 | Case 2.1 | 13 | 5.14 t/m D-toets 5 | 21 | 7.10 t/m D-toets (1 t/m 13) | 29 | Case 8.1, 8.2 |
6 | 3.1 t/m 3.6 | 14 | Case 5.1 | 22 | D-toets 7 (14 t/m 16) | 30 | Case 8.3, 8.4 |
7 | 3.7 t/m D-toets 3 | 15 | Case 5.1 | 23 | Case 7.1 | ||
8 | 4.1 t/m 4.6 | 16 | 6.1 t/m 6.5 | 24 | Case 7.1 |
Studielast Personeelsbeleid en Interne Organisatie Vwo
Doorwerken van de lesbrief | 30 × 50/60 | 25 uur |
Studeren¹ | 10 uur | |
Proefwerk maken | 1 uur en 40 minuten | |
Bespreken proefwerken | 1 uur en 40 minuten | |
Extra vaardigheidsopdrachten | p.m. | |
Totaal | 38 uur |
PERSONEELSBELEID EN INTERNE ORGANISATIE VWO 1e druk
les | Maken door leerling | les | les | les | |||
1 | opdr. 1.1 t/m 2.4 | 9 | 4.6 t/m D-toets 4 | 17 | 6.6 t/m D-toets 6 | 25 | Case 7.2 t/m 8.1 |
2 | 2.5 t/m 2.10 | 10 | Case 4.1 t/m 5.4 | 18 | Case 6.1 | 26 | 8.2 t/m 8.7 |
3 | 2.11 t/m D-toets 2 | 11 | 5.5 y/m 5.9 | 19 | 7.1 t/m 7.5 | 27 | 8.8 t/m 8.12 |
4 | Case 2.1 | 12 | 5.10 t/m 5.13 | 20 | 7.6 t/m 7.9 | 28 | D-toets 8 |
5 | Case 2.1 | 13 | 5.14 t/m D-toets 5 | 21 | 7.10 t/m D-toets (1 t/m 13) | 29 | Case 8.1, 8.2 |
6 | 3.1 t/m 3.6 | 14 | Case 5.1 | 22 | D-toets 7 (14 t/m 16) | 30 | Case 8.3, 8.4 |
7 | 3.7 t/m case 3.1 | 15 | Case 5.1 | 23 | Case 7.1 | ||
8 | 4.1 t/m 4.5 | 16 | 6.1 t/m 6.5 | 24 | Case 7.1 |
Studielast Personeelsbeleid en Interne Organisatie Vwo
Doorwerken van de lesbrief | 30 × 50/60 | 25 uur |
Studeren¹ | 10 uur | |
Proefwerk maken | 1 uur en 40 minuten | |
Bespreken proefwerken | 1 uur en 40 minuten | |
Extra vaardigheidsopdrachten | p.m. | |
Totaal | 38 uur |
Eindtermen Personeelsbeleid en Interne Organisatie
De 1e druk van de lesbrieven is gebaseerd op de Syllabus CE 2021 Versie 2, juni 2016
In juni 2019 verscheen een nieuwe syllabus CE 2021 Versie 3.1 juni 2019 (nader vastgesteld).
Let op:
De verschillen tussen de syllabus CE 2021 versie 3.1 uit 2019 en de syllabus CE 2021 versie 2 uit 2016 zijn in de handleiding grijs gearceerd en op de website rood gearceerd. In de syllabus 2021 versie 3.1 zijn enkele onderdelen dus geschrapt maar er zijn ook nieuwe onderdelen toegevoegd.
In de 2e druk van de lesbrieven zijn de nieuwe en de geschrapte onderdelen verwerkt.
Subdomein B3: Van eenmanszaak naar rechtspersoon
13. De kandidaat kan de belangrijkste kenmerken van verschillende rechtsvormen beschrijven.
Voor het centraal examen betekent dit dat de kandidaat de verschillende rechtsvormen kan uitleggen.
In dat verband kan de kandidaat
13.1 in de rol van ondernemer en/of bestuurder uitleggen wat een geschikte rechtsvorm voor de eigen organisatie is.
13.1.1 het begrip rechtsvorm noemen.
13.1.3 de kenmerken van de rechtsvormen stichting en vereniging noemen met betrekking tot continuïteit, financiering, juridische aansprakelijkheid, belastingen, leiding, besluitvorming en zeggenschap.
13.1.4 de keuze voor een bepaalde rechtsvorm uitleggen.
13.1.5 de belangrijkste bevoegdheden van de organen binnen een organisatie: directie, bestuur, algemene ledenvergadering noemen.
13.1.6 de redenen tot het beëindigen van een organisatie uitleggen.
Belangrijkste begrippen:
rechtsvorm
- rechtspersoon
- stichting
- vereniging
organen binnen organisatie
- bestuur
- algemene ledenvergadering
Subdomein B3 13.1.4 gekoppeld aan D2 19
Subdomein B4: Perspectief op de organisatie
14. De kandidaat kan de rol en plaats van de organisatie in de maatschappij beschrijven.
Voor het centraal examen betekent dit dat de kandidaat de rol en de plaats van de organisatie in de maatschappij kan uitleggen.
In dat verband kan de kandidaat
14.1 de verschillende indelingscriteria voor een organisatie uitleggen.
14.1.1 de absolute omvang en de relatieve omvang van een organisatie uitleggen en berekenen.
14.1.2 het onderscheid uitleggen tussen een organisatie met een commerciële doelstelling en een organisatie met een niet-commerciële doelstelling.
14.2 het bestaansrecht van een organisatie uitleggen.
14.2.1 uitleggen in welke maatschappelijke behoeften de organisatie voorziet.
14.2.2 uitleggen welke kansen en bedreigingen vanuit de maatschappij op een organisatie afkomen.
Belangrijkste begrippen:
absolute omvang
relatieve omvang
- marktaandeel (afzet en omzet)
doelstelling
- commercieel
- niet-commercieel
maatschappelijke behoeften
- product of dienst
- werkgelegenheid
- innovatie
- belastingopbrengsten
- inkomen
Subdomein B4 14.1.1 gekoppeld aan E2 25.2
Subdomein B4 14.2.2 gekoppeld aan F1 29
Domein C: Interne organisatie en personeelsbeleid
De kandidaat kan de interne organisatie van een organisatie beschrijven en deze relateren aan de doelstelling en aard van de organisatie. Hij kan personeelsbeleid beschrijven en daarbij de relatie leggen met de doelstelling en de aard van de organisatie.
Subdomein C2: Personeelsbeleid
17. De kandidaat kan personeelsbeleid/HRM beschrijven en daarbij de relatie leggen met de doelstelling en de aard van de organisatie.
Voor het centraal examen betekent dit dat de kandidaat het personeelsbeleid van een organisatie, met behulp van concrete voorbeelden, kan uitleggen in relatie tot de doelstelling en de aard van de organisatie (inclusief de relevante wet- en regelgeving).
In dat verband kan de kandidaat
17.1 de verschillende vormen van een arbeidsrelatie voor een organisatie noemen.
17.2 uitleggen dat het personeel tot het human capital van de organisatie hoort.
17.3 de wettelijke eisen noemen opdat er sprake is van een individuele arbeidsovereenkomst.
17.4 de verschillen tussen een ZZP-overeenkomst de overeenkomst van een zzp’er en een individuele arbeidsovereenkomst uitleggen.
17.5 de belangrijkste vormen van een individuele arbeidsovereenkomst noemen.
17.6 de verschillen tussen een cao en individuele arbeidsovereenkomst noemen.
17.7 de gevolgen van wetgeving met betrekking tot ontslagrecht en Arbo voor de organisatie uitleggen.
17.8 de bevoegdheden van de ondernemingsraad en van de vakbond noemen en de gevolgen ervan voor de organisatie uitleggen.
17.9 beloningsvormen noemen.
17.10 de onderdelen van het personeelsbeleid uitleggen.
17.11 de ontwikkeling van de loonkosten van de organisatie uitleggen met betrekking tot de concurrentie of een interne doelstelling.
17.12 de ontwikkeling van de kwaliteit, omvang en samenstelling van het personeelsbestand van de organisatie uitleggen met betrekking tot de concurrentie of een interne doelstelling.
17.13 Uitleggen in hoeverre de kernwaarden van de organisatie tot uiting komen in het personeelsbeleid en wordt gedragen en/of uitgedragen door het personeel.
Belangrijkste begrippen:
arbeidsrelatie
- individuele arbeidsovereenkomst
- zzp
voorwaarden individuele arbeidsovereenkomst
- gezagsverhouding
- arbeidsverplichting
- loon
vormen individuele arbeidsovereenkomst
- voor onbepaalde tijd
- voor bepaalde tijd
- afroep oproep
- nul-uren
wetgeving
- ontslagrecht
- arbowetgeving
personeelsvertegenwoordiging
- ondernemingsraad
- vakbond
beloningsvormen
- in geld
- in aandelen
- carrièreperspectief
- mogelijk tot professionele ontwikkeling
activiteiten van personeelsbeleid
- functieprofielen
- functiewaardering
- personeelsplanning
- werving en selectie
- opstellen arbeidscontracten
- functioneringsgesprek
- beoordelingsgesprek
kernwaarden en personeelsbeleid
- individuele beloningen
- ontslagzaken
- werkvergunningen
- Arbo
- Onderzoek personeelstevredenheid